Dag Linda,
De schrik slaat mij om het hart wanneer ik lees dat je met een project over rouw op hbo-niveau (!) bezig bent en dan op basis van literatuurstudie tot de conclusie komt dat ‘normale rouw’ (ik weiger te spreken van een proces, want rouwen is geen proces, verloopt niet volgens bepaalde vastgestelde regels!!) in vijf fasen verloopt.
In geen enkel serieus psychologieboek kun je dat meer vinden!
Daarin wordt juist het tegendeel beweerd (Margaret S. Stroebe, Wolfgang Stroebe, RobertO. Hansson, Handbook of Bereavement, blz.351 e.v; Margaret S. Stroebe, Wolfgang Stroebe, RobertO. Hansson, Henk Schut, Handbook of Bereavement Research, blz. 9-10; Thomas Attig, How we grief, blz. 42-47; Riet Fiddelaers-Jaspers, Mijn troostende ik, blz.28; Riet Fiddelaers-Jaspers, Verhalen van rouw (proefschrift), blz. 17 e.v., 25 e.v.; Prof. Dr. Wim ter Horst, Over troosten en verdriet, blz. 115 e.v.; Robert A. Neimeyer (ed), Meaning Reconstruction & The experience of Loss, blz. 16 e.v., 79; om er maar een paar te noemen). Dennis Klass, leerling van Kübler-Ross (van haar zijn de fasen die je noemt) stelt in het laatst genoemde boek: “It seems reasonably well accepted that there are no invariant stages of grief.”
Al in de jaren ’80 begon de twijfel over de algemeen geldigheid van het fasenmodel op te komen, momenteel gaat vrijwel niemand er meer vanuit. Ook niet van het feit dat rouw op een of andere manier zou moeten worden ‘afgesloten’, velen, afhankelijk van het verlies dat ze hebben geleden, blijven de rest van hun leven met regelmaat rouwen; bij elke belangrijke gebeurtenis in hun leven zijn zij zich bewust van die lege plaats(en) in hun midden en wordt er opnieuw gerouwd (Dennis Klass, Phyllis R. Silverman, Steven L. Nickman, Contonuing Bonds; Marinus van den Berg, Verdriet dat niet verdwijnt; Maxine Harris, Een verlies voor altijd; Judith R. Bernstein, Als verdriet blijft).
Ook wat nu precies pathologische rouw is is nauwelijks te definiëren en wanneer er pogingen daartoe gedaan worden zijn er evenzovele bezwaren tegen de definitie (Fiddelaers, Verhalen van rouw, blz. 21 e.v.; Stroebe, e.a., Handbook of Bereavement Research, blz. 6-7.)
Er is ontzettend veel goede en vrij gemakkelijk toegankelijke literatuur over. Blijf alsjeblieft niet hangen bij totaal verouderde ideeën. Zeker niet wanneer je mensen in hun rouw wilt bijstaan. Want het blijkt dat door wetenschappers en onderzoekers steeds meer en steeds beter geluisterd te worden naar wat rouwenden zelf zeggen, naar wat zij vertellen over hun ervaringen. En in het kader van die verhalen durven psychotherapeuten ook steeds vaker nieuwe wegen te bewandelen en daarbij af te wijken van de standaardopvattingen die al zolang – te lang – als de enig mogelijke weg hebben gegolden, en die niet langer meer als ‘waarheid’ te aanvaarden, en ze af te wijzen. (George Hagman, Beyond Decathexis: Toward a New Psychoanalytic Understanding and Treatment of Mourning. In: Robert A. Neimeyer (ed.), Meaning Reconstruction & the Experiencce of Loss. APA, Washington 20033. Blz. 19 e.v., 25 e.v.)
Een gedeelte uit een artikel dat ik schreef voor de Rondzendbrief, het contactblad van de Vereniging Opuders van een Overleden Kind (VOOK) (verschijnt eens in de twee maanden, ook te vinden op www.vook.nl onder ‘Gelezen’, ‘Taal van rouw’):
Rouwmodellen: Tomtom voor rouwenden?
Het lijkt bij Sigmund Freud begonnen te zijn, toen hij in 1917 zijn Rouw en Melancholie schreef, waarin hij uiteenzette wat het verschil is tussen ‘normale’ rouw en depressie (melancolie)1. Hij beschreef daarin wat zijn bekende term ‘rouwarbeid’ inhoudt, dat de pijn van de rouwende en het verliezen van elke interesse in de wereld om hem heen en het voortdurend bezig zijn met de overledene, uiteindelijk moet leiden tot een terugkeer tot de werkelijkheid, waarmee hij bedoelt, dat iemand die rouwt moet gaan begrijpen dat de dood definitief is. Dan moet de rouwende de banden met de overledene verbreken, zodat hij vrij en ongebonden is om zijn emotionele energie (libido), zijn liefde, los te maken van de dode en op anderen te richten; de rouw eindigt, de rouwende is bevrijd!2
Een duidelijke en simpele gang van zaken, een duidelijke routebeschrijving door de rouw heen, binnen een duidelijk afgebakend tijdsbestek, en dan is het over, dan ben je er doorheen, dan lacht het leven je weer toe.3
Deze opvattingen van Freud hebben gedurende het grootste deel van de vorige eeuw het denken over rouw bepaald. Begin jaren 60 leidde dit tot het ontwikkelen van een standaard rouwmodel, dat werd geaccepteerd als een vaststaande realiteit, gekenmerkt door specifieke en duidelijk van elkaar te onderscheiden fasen, die doorlopen moeten worden. Door het werk van Elisabeth Kübler-Ross is dit (aan haar eigen ideeën aangepaste) model erg populair geworden en geaccepteerd als niet minder dan de waarheid. En niemand leek er verzet tegen aan te tekenen toen dit fasenmodel de visie op rouw in de Westerse wereld vrijwel geheel ging beheersen.4 Het lijkt er op dat men hiermee de Tomtom voor het land van rouw heeft ontwikkeld, die de route binnen de aangegeven tijd besluit met de aankondiging: “Bestemming bereikt.â€Â
Wanneer de ideeën van één man bijna een eeuw lang zo bepalend zijn geweest voor het denken over en onderzoeken van rouw, en voor de psychotherapeutische begeleiding van rouwenden, dan is misschien toch wel de vraag gerechtvaardigd of Freud eigenlijk zelf wel wist waar hij het over had? Of bleef het voor hem pure, wetenschappelijke theorie?
Ook Freud kwam in een situatie van rouw terecht, toen in 1920 zijn dochter Sophie overleed. Hij schreef:
Omdat ik helemaal niet geloof is er ook niemand die ik de schuld kan geven en tot wie ik mijn aanklacht kan richten. (…) Heel diep in mij bespeur ik de pijn in mijn diepste wezen, een wond die niet geheeld kan worden. (…)
En hoewel we weten dat na zo’n verlies de hevige rouw wel zal verminderen, weten we ook dat we ontroostbaar zullen blijven en er nooit iets anders voor in de plaats zal komen. Wat ook de leegte zal opvullen, als die al ooit gevuld kan worden, het zal nooit hetzelfde zijn. En eigenlijk hoort dat ook zo te zijn. Het is de enige manier om de liefde te laten voortbestaan die we niet wensen op te geven. 5
En toen drie jaar later zijn vierjarige kleinzoon overleed, de zoon van Sophie, gaf hij, voor zover bekend, voor de enige keer in zijn leven openlijk blijk van zijn emoties, door te huilen. Hij vertelde daarna dat dit verlies hem had geraakt als geen ander verlies ooit eerder had gedaan. Andere verliezen hadden hem enkel pijn gebracht, maar nu was er in hem iets voorgoed gestorven.5
Ook hier een psycholoog, ook wel aangeduid als ‘de vader van de psychotherapie’, die tot de ontdekking komt dat de theorie over hoe er wordt gerouwd – zijn eigen theorie nota bene – bij hemzelf niet blijkt te werken, zoals hij veronderstelde dat die zou moeten doen; rouw blijkt niet “een proces te zijn dat uiteindelijk voltooid kan worden, noch een proces dat resulteert in het verbreken van oude banden en het aangaan van nieuwe bandenâ€Â. Theorie en praktijk blijken elkaar niet te dekken. Deze ervaringen heeft Freud echter nooit in zijn theorieën verwerkt.6 Als gevolg van deze voor hem zo belangrijke verliezen zonk hij weg in een diepe depressie, waartegen hij zich slechts wist te wapenen, door zich te verschansen in een stoïcijnse levenshouding; een houding die in de modellen van al zijn volgelingen van het etiket ‘pathologische rouw’ werd voorzien – “Geneesheer, genees Uzelf.â€Â
‘Vader van de psychotherapie’ zijn blijkt hier in conflict te komen met zijn vader zijn en grootvader zijn van kind en kleinkind met wie hij met hart en ziel verbonden is, banden die hij onmogelijk blijkt te kunnen verbreken. Hij vertoont langdurige rouwverschijnselen, die, in navolging van hemzelf, tot voor kort als ‘typisch vrouwelijk’, en dus voor mannen als ‘pathologisch’ (ziekelijk), werden beschouwd. 7
Vaders en grootvaders rouwen ook, soms net als moeders en grootmoeders. Dat geldt zelfs voor de vader die dacht dat zoiets niet ‘gezond’ is. Tomtom is de weg kwijt.
Iwo
Noten:
1 Phyllis R. Silverman and Dennis Klass, Introduction: What’s the Problem? In: Dennis Klass, Phyllis R. Silverman, Steven L. Nickman (ed.), Continuing Bonds. New Understandings of Grief. Taylor & Francis, Philadelphia 1996. Blz . 5 e.v.
2 Ann K. Finkbeiner, After the Death of a Child. Living with Loss Through the Years. The Johns Hopkins University Press, Baltimore 1996. Blz. 16.
3 George Hagman, Beyond Decathexis. Blz. 15 en 19.
4 George Hagman, Beyond Decathexis. Blz. 16.
5 Phyllis R. Silverman and Dennis Klass, Introduction: What’s the Problem? Blz . 6
6 Phyllis R. Silverman and Dennis Klass, Introduction: What’s the Problem? Blz . 7.
7 Phyllis R. Silverman and Dennis Klass, Introduction: What’s the Problem? Blz . 16.