Lieve Margreet,Annie en ieder die leest,
Ik zit net je berichtje te lezen,en idd de tranen stromen ook bij mij.
Ook ik heb het vaak, van hoe kom ik de dag door,moet ik zo tig jaren doorgaan,soms weet ik het niet.
Mijn man is nu ander half jaar geleden overleden, en ik vind het steeds zwaarder worden, het gemis,eigenlijk alles.
MEN vind dat je het goed doet,je slaat je er goed door heen zegt MEN,maar niemand ziet het als ik alleen ben.
Ook ik ben blij dat ik naar bed kan, slaappil erin, en diep onder het dekbed,ik heb de asurn thuis staan,omdat ik eigenlijk niet weet/wist wat ik er mee zou doen,uitstrooien??
We hebben de tijd niet gehad,om het daarover te hebben, mijn man voelde zich niet lekker, en binnen 7 wkn. was hij dood, door die rot ziekte, nooit niks gemerkt.
Je voelt je zo alleen,in de steek gelaten,hoe moet je je leven weer oppakken, ik weet het niet.
Ze zeggen het komt goed, zal wel,maar heb ik nu ff niks aan.
Ik wens jullie veel kracht,moed en vooral sterkte,.
Ik heb dit eens gehad van iemand,die hetzelfde heeft door gemaakt,ik wil het er ff bij doen, steuntje in de rug.?????
Het rouwen is een tocht, een loodzware voettocht, vanuit een heel diep ravijn naar boven, naar de top van de berg.
Ik heb er niet voor gekozen om die tocht te maken, jij ook niet.
We zijn huppekee ongevraagd en wreed het ravijn in gesodemieterd.
Een beetje voordeel hebben we wel, we hebben even tijd gehad om onze rugzakken in te pakken.
Er zijn er die zonder enige bagage de tocht moeten maken, met hen heb ik te doen, ik tel dan de zegeningen van mijn bepakking.
Onze mannen/vrouwen hebben ons immers tijdens hun ziekbed geholpen om in te pakken, we zijn niet helemaal op onszelf aangewezen, we hebben de tijde gehad om de tocht voor te bereiden.
Onze mannen/vrouwen hebben ons echter geen landkaart mee kunnen geven, zij wisten de weg naar boven immers ook niet.
We kunnen wel onderweg gebruik maken van schuilhutten die zij voor ons hebben ingericht, een hutje van liefde, een hutje met vakantieherinneringen, een hut met mooie muziek en zo zijn er veel rustpunten op onze tocht.
We maken niet altijd gebruik van die rustpunten, we willen naar boven, we rennen, we lopen, we struikelen de hutten soms ongezien voorbij. Ook al zijn we uitgeput, we willen ons doel snel bereiken, we hebben geen rust in lijf en in ons hart.
Tijdens onze tocht maken we soms gebruik van gidsen, dat zijn vaak lotgenoten die stukjes weg weten, die ons wijzen waar we links of rechts kunnen gaan.
Een groot deel lopen we echter moederziel alleen.
We klimmen, we klauteren, we vallen, we bezeren ons, en gaan weer verder.
na iedere bocht zien we een nieuw landschap, soms staan we daar bij stil, soms zelfs wekenlang en het gebeurt ook dat de nieuwe omgeving die we zien zo bedreigend is, dat we doorrennen, struikelend of niet, daar willen we niet zijn, weg, weg, verder, omlaag, omhoog, het maakt ons niet uit, het is alsof we opgejaagd worden.
En, na een bergtocht van één jaar is de rugzak leeg aan het raken, de proviand is op, de boeken die we meenamen gelezen, de medicijnen zijn op, de verbandmiddelen zijn verbruikt.
Leeg is de rugzak, alles is op….
We hebben de meeste rusthutten gepasseerd, de gidsen, de lotgenoten lopen niet meer met ons mee.
Ze zijn lager of hoger op de berg. We kunnen ze soms horen, maar we zien ze niet, we zijn alleen.
We verwonderen ons niet meer over de nieuwe landschappen, we hebben, denken we, alles gezien.
Nu komt het aan op de laatste kilometers.
Die moeten we heel alleen en extra ploeterend en zwoegend afleggen.
Dat is haast niet op te brengen, we hebben al zoveel energie gebruikt.
Het tweede klimjaar is zwaar, loodzwaar, we vragen ons halverwege de tocht ook af, wat we in hemelsnaam willen bereiken, wat is er op die bergtop te zien, te beleven, te voelen?
Willen we daar wel zijn?
Onbeschermd, kwetsbaar daar zo hoog op die berg?
Was het niet veiliger en beschut in het dal, in het ravijn?
Daar hadden we de inhoud van onze rugzak nog en vooral reservekleding, we zijn langzamerhand naakt geworden en het is koud op de berghellingen, de beschutting van het dal is weg gevallen.
Na dat tweede jaar komt de top af en toe in zicht, sommige bochten geven daar al een kijkje op en we voelen de warmte van de zon, we komen hoger en hoger.
We zijn getraind, we vallen niet meer zo vaak en als we vallen weten we hoe we de bergpunten moeten vermijden en daarom verwonden we onszelf niet meer zo hard.
We maken gebruik van het eten en drinken, van de bagage die op onze weg komt, we zoeken er niet meer naar, we ontdekken dat er voorraad genoeg is voor iedere reiziger die deze weg gaat.
In het derde jaar waarderen we de schuilhutten meer en meer, ze zijn leeg en kaal, maar we kunnen ze zelf inkleden met spullen uit het landschap om ons heen: daar zijn we handig in geworden.
We ervaren in de lege hutten ongezien gezelschap, we kunnen er onze mannen ontmoeten, met hen praten en hen vragen hoe we de tocht verder zullen gaan.
Aan het eind van het derde jaar, zullen we gelouterd en in een optimale conditie de bergtop bereiken, dan hebben we onze rouwtocht volbracht.
Ik weet, net als jij, nog steeds niet wat ik daarboven mag verwachten.
Ik hoop dat ik dan dichtbij de hemel zal zijn, dat ik daarboven één met de kosmos kan zijn en de rust kan vinden om daar spiritueel en in liefde met mezelf en met mijn geliefde te leven.
Hou vertrouwen in jezelf en in de tocht die je gaat.
Ik ga graag eens stukje met je mee, Ik wil wat van mijn bagage met je delen en je af en toe een stukje dragen.
Ik weet de weg ook nog niet helemaal zeker, maar ik ben wel een eind op sjouw….