Een ander kerstverhaal:
Het gebeurde in die dagen, langer of kortgeleden, dat mensen iemand van wie ze houden uit handen moesten geven: een vader, een moeder, een broer, een zus, een opa of oma, een oom of tante, een vriend of vriendin.
En ieder ging op reis met zijn eigen verdriet en met zijn eigen verhaal, op zoek om een nieuwe plaats in het leven te vinden, de dood had het bestaan helemaal overhoop gehaald. En mensen ‘moeten’ toch verder, liefst zo snel mogelijk, vonden de anderen in het land. Je mag best rouwen vonden ze, maar niet te lang. Daar kunnen we niet tegen. En zo ging jij op weg, en jij, en ik, en u, en wij, op weg in de lange, koude, donkere nacht. Intussen hadden we gehoord van een plaats waar je een nieuw begin kon maken: Maar de weg was langer dan we dachten, en vol obstakels en zwerfkeien. Iedereen was wel een keer gestruikeld, maar dan was er altijd wel iemand die je overeind hielp. Ineens zagen we lichtjes branden, we waren in de buurt van huizen en we belden aan. ‘Heb je het nu nog niet verwerkt’, kregen we bij de éne deur te horen, en: ‘kom op, je bent nog jong’, bij de andere.
Al die lichtjes aan de huizen waren maar kunst, die kun je per meter kopen in de winkel. Dan maar weer verder. We werden moe en kregen behoefte aan rust. Onderweg kwamen we herders tegen, mensen met wie de samenleving ook niet echt raad wist. ‘Wat zoeken jullie? Vroegen de herders’. ‘We zijn onderweg van de dood weer terug naar het leven, maar we kunnen onze plek nog niet vinden, zeiden we. We zijn wel huizen met licht tegengekomen maar dat licht was niet echt’. Wees maar niet bang, zeiden de herders, je bent op de goede weg. net even buiten de stad zul je vinden waar je naar op zoek bent, het lijkt een plek van ogenschijnlijk weinig waarde, het lijkt meer op een stal dan op een huis, maar daar moet je zijn!’. Zo waren mensen van wie we het juist niet zouden verwachten een hele steun. En met nieuwe moed gingen we verder, in de richting die de herders hadden aangewezen. Daar aangekomen bleek de stal een plaats van liefde en warmte, we waren er allemaal welkom, ieder met zijn eigen verdriet en met zijn eigen verhaal. Wie zich anders zo eenzaam voelde, vond er een thuis. Wie het niet meer zag zitten vond nieuwe zin in het leven, wie moe was vond er rust, wie het koud had vond licht en warmte, wie op de vlucht was voor zichzelf vond er beschutting, Zo was die plaats geen eindpunt maar een beginpunt om gesterkt verder te gaan.
“Kunt u mij de weg naar Bethlehem vertellen?”. Misschien is de vraag eerder: welk “Bethlehem” zoeken we dan?
Het antwoord ligt in onszelf: in onze verlangens, in ons hart.
Ik wens ieder, onderweg van de dood weer naar het leven, door deze dagen heen, goede ‘herders’ en een plek als de stal, al lijkt die ogenschijnlijk van weinig waarde.
Een hartelijke groet aan iedereen op het pb. Wim.